Een paar keer deze week moest ik denken aan de zogenaamde Hikikomori. Dit is een Japans begrip dat betrekking heeft op jonge mensen, die zich volledig losmaken van de samenleving en zich terugtrekken uit ieder sociaal contact, familie, vrienden, werk.
Als kluizenaars of heremieten sluiten zij zichzelf op in hun kamer om er het liefst nooit meer uit te komen. Volgens sommige experts heeft dit niet eens een psychologische oorzaak. Het is een bewuste, weloverwogen keuze voor het volledig in jezelf terugtrekken, het leven zoals het voor je is klaargestoomd afwijzen. Opzettelijke sociaal doofstom worden.
Het fenomeen roept bij mij altijd twee gevoelens op. Enerzijds mededogen voor zoveel misantropie, Weltschmerz en depressiviteit. Maar anderzijds ook een zekere bewondering, jaloersheid haast, dat ze zo onafhankelijk het aardse los kunnen laten.
Dat ik aan de Hikikomori moest denken had met twee berichten in de media te maken. Het eerste bericht kwam van het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS), namelijk: “het is ongelofelijk maar waar, acht procent van de Nederlanders is nog nooit op internet geweest!” Nummer twee: de overname van LinkedIN door Microsoft, waarmee een bedrag van 26,2 miljard dollar gemoeid was.
Wat betreft het CBS-bericht: die miljoen mensen die niet op internet zijn, zijn uiteraard verwaarloosbaar. De rest van het Nederlandse volk is juist overwèldigend aanwezig op internet. En bovendien hooked: men checkt bijna iedere minuut Twitter, Facebook, Instagram, email en Whatsapp. Vaak gaat het om vluchtige en rellerige input.
Dan die grote overname. Hoewel gezegd wordt dat Microsoft na de mislukte, bemoeizuchtige overnames van Nokia, Yammer en eQuantive LinkedIn ongemoeid wil laten, zal de investering toch op enige wijze terugverdiend moeten worden. Met name zal Microsoft met grote interesse kijken naar de big data die LinkedIN genereert en de mogelijkheid om algoritmen te ontwikkelen die ons gedrag kunnen monitoren en mogelijk beïnvloeden.
LinkedIn had er altijd al moeite mee een echt relevante, actieve rol te spelen op het gebied van het kernthema: werk en carrière. Hoewel de mogelijkheden spectaculair zouden moeten zijn, is het matchingssysteem op banen nooit echt van de grond gekomen. Wellicht verklaart dit de vertraagde groei van LinkedIN de afgelopen jaren.
De vacatures die LinkedIn voor je uitzoekt zijn vaak regelrechte lachertjes. Het inzicht in wat werving en selectie ècht is, namelijk: niet alleen verzamelen, maar ook inhoudelijk en betrokken analyseren, becommentariëren en acteren, lijkt grotendeels te ontbreken bij de beheerders van de site.
Eigenlijk zouden kranten en dagbladen LinkedIn's grote inspiratiebronnen moeten zijn. Want juist door informatie te redigeren en te selecteren zou LinkedIn een echte motor op het gebied van banen en loopbanen kunnen worden: het scherp in beeld brengen van informatie omtrent werkzoekenden, maar ook het actief verwijderen van discussies die niet werkgerelateerd zijn, geleuter over Donald Trump, Israël of MH-17 bijvoorbeeld.
LinkedIn gaat door de toename van dit soort leuter-posts steeds meer op Facebook lijken, hetgeen de nieuwe eigenaren overigens niet echt zal storen. Want hoe meer mensen zaken die niet direct met werk en carrière te maken hebben met elkaar delen, hoe meer big data er van hen verzameld kunnen worden.
Daarbij is het niet zo, dat Microsoft richting wil geven aan het proces. Het is eerder meevaren met een bootje dat al wild in beweging is, op de roerige rivier van algoritmen op zoekmachines zoals Google.
In een interessant opiniestuk over algoritmen in NRC, ‘Wij zijn racisten, daarom Google ook’ (17 juni 2016), wees hoogleraar informatica Maarten de Rijke er op dat “Het succes van moderne zoek- en aanbevelingssystemen voor een belangrijk deel te danken is aan hun gebrek aan neutraliteit.”
Een simpel voorbeeld, dat voor veel ophef zorgde: “Een zoekopdracht op Google naar ‘drie zwarte tieners’ levert arrestatiefoto’s op, terwijl een zoekopdracht naar ‘drie blanke tieners’ stockfoto’s met lachende jongeren geeft.”
De nieuwe rolodex van Microsoft (NRC, 18/6/2016), LinkedIN dus, wordt als een economic graph gebruikt: “wie kent wie, en waarom. De LinkedIN-database helpt je de juiste persoon te benaderen voor een succesvolle overeenkomst en kan binnen een groot bedrijf snel geschikte talenten vinden.” Alles wijst er op dat hierbij niet gekozen gaat worden voor een menselijke rol, de interpretatie van gegevens door professionals, maar dat ook hier de algoritmen leidend zullen zijn.
Wat er dan gebeurt ervoer een collega, die onlangs vanuit een callcenter gebeld werd met de vraag: “U bezocht onze website, waarmee kunnen wij u van dienst zijn?” Of een ander, die ernstig ziek was geweest en zijn aandoening ge-Googled had, en die via Facebook het bericht ontving: “klopt het dat je advertenties over prostaatkanker relevant en nuttig vindt?”
Deze ontzielde werkelijkheid zou je een algoritmocratie kunnen noemen. Computers doen wat zij het beste kunnen, volgens De Rijke: “dingen tellen. Door bij te houden welke berichten likes ontvangen, of hoeveel tijd men besteedt aan het lezen, meet het systeem de verschillende kenmerken van berichten. Likes of leesduur zijn slechts voorbeelden: in werkelijkheid worden honderden kenmerken meegenomen.”
Nu we weten dat algoritmen niet alleen volgen, maar ook leiden -en dan vaak, zoals we hierboven zagen, in een richting die niet onze meest verheffende kanten toont- zorgt dit voor een zeker discomfort.
Hoe algoritmocratischer het ooit zo vriendelijke platform van Jeff Weiner -met momenteel 433 miljoen leden- wordt, hoe minder absurd de houding van de Hikikomori lijkt.
Maarten de Haan / 2016