Het levenseinde is altijd hetzelfde liedje en tegelijkertijd altijd anders. Dat weten mensen die in een verpleeghuis werken als geen ander. Generaties volgen elkaar op, rozen verwelken, maar de laatste adem blijft altijd bestaan.
Verval, pijn en de onvermijdelijke dood zijn de ongenode gasten die wij het liefste negeren. Toch zijn er de laatste tijd opvallend veel uitingen geweest die te maken hebben met het proces van sterven. Van de hartverscheurende films Amour en Late Quartet tot de NRC-rubriek Het Laatste Woord.
Voor wie wil weten hoe mensen de laatste levensfase ondergaan was er vorig jaar The 5 Top Regrets Of The Dying, een grote hit op internet. De Australische palliatief verpleegkundige Bronnie Ware zag bepaalde thema’s terugkeren in de gesprekken die zij voerde met mensen die oog in oog staan met de dood, met name wat zij in hun leven liever anders hadden gedaan. Daaruit stelde ze in haar blog een top-5 samen.
Voor wie nu, net als ik, gelijk denkt dat het hier gaat om gemiste kansen om uit de band springen, seksuele experimenten of onbekommerd geld verbrassen: niets van dit alles. Uit de monden van de -letterlijke- stervelingen tekent Ware nogal esoterische teksten op: ‘Ik wou dat ik de moed had gehad een leven te leiden waarin ik mijn ware zelf trouw was gebleven’ en ‘Ik wou dat ik de moed had gehad mijn ware gevoelens te uiten’.
Aangespoord door het succes van haar blog bracht Ware nog een gelijknamig boek uit, met als ondertitel A Life Transformed. Hierin staat niet langer het leven van de stervenden centraal, maar dat van Ware zelf. Na een onbevredigend arbeidsleven met 12 ambachten en 13 ongelukken vond ze haar levensgeluk als ondersteuner van stervenden. Onbewust dringt de vraag zich op: zouden de vijf genoteerde Regrets misschien óók een stukje projectie kunnen zijn?
Geef mij dan maar het werk van de onvolprezen verpleeghuisarts en filosoof Bert Keizer. In 1994 verscheen van hem Het Refrein is Hein, een serie notities en schetsen zonder opsmuk over het leven in een verpleeghuis en een sleutelwerk dat vergelijkbaar is met Voskuil’s Het Bureau.
Eén ding wordt duidelijk in Keizer’s tragikomische boek: mensen worden heus niet serener of ook maar prettiger zodra zij op sterven liggen. De een simuleert constipatie om nog enig plezier uit het toucheren te halen, een ander voegt haar dokter ijskoud toe ‘Als ik dood ga, is het jouw schuld’.
Dan zijn er de naasten van de patiënt. Zoons, dochters, broers. Van de weeromstuit lijken sommige van hen, zodra het definitieve einde in beeld komt, in de mogelijkheid van eeuwig leven te geloven. Of omarmen het idee dat ‘we iemand nog wel even voor de Dood weg kunnen grissen’. Het zijn deze mensen die in het boek ‘chirurgen een wanhoopsklus indrammen’ of een kwijnende AIDS-patiënt helemaal naar Utrecht vervoeren om toch nog maar een MRI-scan te ondergaan.
Anderen praten over hun ouder alsof het een ziek huisdier betreft dat uit zijn lijden verlost moet worden. Het is weinig smaakvol maar wel begrijpelijk. En tegelijk niet uitvoerbaar. Want vaak komt de onttakeling als een dief in de nacht en moet je de rit uitzitten:
“Stel je het drama even voor: je bent 82, zeer vitaal, je woont zelfstandig en je aquarelleert nog altijd zeer verdienstelijk. Als je dan ernstig verminkt wakker wordt na een beroerte, en het nog wel tot je doordringt dat je alles kwijt bent, zelfstandig plassen en poepen, spreken, staan, lopen en natuurlijk het aquarelleren, dan zul je toch wanhopig zijn en vervallen tot een neerslachtigheid waar je misschien nooit meer uitkomt?”
Terwijl de 5 Regrets of the Dying over spijt en wroeging gaan, vind je bij de aardse Bert Keizer, vreemd genoeg, mededogen en zelfs hoop. Patiënte Greet en patiënt Van Riet, beide terminaal en rolstoel gebonden, hebben op de valreep nog een korte romance. De hoofdpersoon, verpleeghuisarts Anton, voert gesprekken met zijn patiënten waaruit alle franje maar ook alle oppervlakkigheid verdwenen is. In een emotioneel moment wenst Anton dat Van Riet ‘nooit dood gaat’.
In Het Refrein is Hein gaat het niet om het terugkijken, het beschouwende, dat elk mens meemaakt als het einde nadert, maar om het vleselijke, het rauwe proces van doodgaan. Eerder het domein van Charles Bukowski dan van Deepak Chopra:
“Het is dikwijls ondoenlijk om lang bij een stervende te zitten, vooral als deze aan de grote verdwijntruc bezig is achter een scherm van morfine. Dat geeft een ademhaling die om de één of anderhalve minuut langzaam helemaal ophoudt. Stilte. Je staat verschrikt op, sluit je boek, zet je koffie neer, dooft je stiekem opgestoken sigaret (…) Maar nee. Heel zachtjes begint het gepruttel weer en al gauw is het rochelen op volle sterkte terug, nog luider dan daarnet, lijkt het wel. Dit kan uren of zelfs dagen zo doorgaan, maar gewoonlijk smeken de wakers de dokter al na één nacht (…) om er een einde aan te maken.”
Je vraagt je af, wòrdt er in die laatste momenten van een mensenleven eigenlijk wel een balans opgemaakt met diepe, ronkende gedachten, zoals Bronnie Ware beweert?
Misschien is het meer een kwestie van geleidelijk uitvagen, zoals Anton overdenkt tijdens het verscheiden van de 87-jarige mevrouw Van Doorn:
“Aan het eind van de middag ga ik in de avondschemer bij haar zitten. Ik denk: kunnen we dit niet zien als een slordig verlopende zielsverhuizing? Al het grote meubilair, de boekenkast, de elektronische apparaten, het keukengerei, de bedden enzovoort, dat is allemaal allang weggehaald. Alleen liggen her en der nog wat kleine dingen verspreid: een pantoffel, een beertje, een potlood, de verjaardagskalender op de WC. Misschien wordt in deze verlaten woning vannacht het laatste lampje uitgedraaid, ergens in de kelder?”
Geschreven door: Maarten de Haan
Op persoonlijke titel geschreven
De grote verdwijntruc
Terug naar nieuwsoverzicht
Columns
03-06-2014
Ingrid
03 juni 2014
Wij kennen elkaar niet, maar door mijn inschrijving bij jullie buro ontvang ik ook de nieuwsbrief. Op dit moment worstelt mijn moeder met wel of niet 'blijven' wat erg lastig is om te zien.......
Ik ben dan ook geraakt door je schrijven & daar wil ik je simpelweg even voor bedanken.
Bedankt :-)